Hoe eerlijk is een praktijkexamen als de ene student beoordeeld wordt bij een goed georganiseerde leerwerkplek en de ander bij een rommelige praktijklocatie zonder heldere begeleiding?
Steeds meer mbo-opleiders stellen zichzelf deze vraag. En terecht. Want hoewel we willen dat examens gelijkwaardig zijn voor alle studenten, is de praktijk zelden gelijk.
Voor mijn werk als trainer en adviseur kom ik door het hele land. En overal zie ik dezelfde worsteling terug: hoe zorg je voor eerlijke beoordeling in ongelijke contexten?
De pijn zit in de praktijk
In de praktijk zien we bedrijven in hetzelfde werkveld die heel verschillend zijn. Natuurlijk verschillen leerbedrijven van elkaar. Dat praktijklocaties van elkaar verschillen, is logisch. Maar het risico zit in wat die verschillen betekenen voor de beoordeling:
- De ene student krijgt een beoordelaar die goed is getraind. De ander iemand die de beoordelingscriteria niet kent.
- De ene werkplek heeft tijd en ruimte om het examen zorgvuldig af te nemen. De ander duwt het er tussendoor in een druk rooster.
- De ene student werkt zelfstandig naar een duidelijke opdracht toe. De ander draait al mee als volwaardige kracht en ‘heeft het examen wel gehaald’.
En dan is het maar de vraag wie het diploma écht verdiend heeft.
Gevolg? De ene student krijgt een onterecht voordeel. De ander moet zich driedubbel bewijzen. Niet vanwege verschil in niveau, maar vanwege de omstandigheden. En dat is onacceptabel.
En jij, als opleiding?
Je hebt weinig zicht op wie die beoordeling uitvoert. Of hoe serieus het genomen wordt.
Tot het misgaat. Of tot studenten gaan vergelijken. Of de examencommissie vragen stelt.
Reflectievraag: Als een student op een hoogwaardige werkplek examineert, hoe zorg je er dan voor dat dezelfde ‘lat’ gebruikt wordt als bij een bedrijf met beperkte middelen?
De blinde vlek: de praktijkbeoordelaar
De kwaliteit van het examen hangt niet alleen af van de locatie, maar vooral van wie er beoordeelt. En daar wringt het vaak:
- Niet iedere beoordelaar is getraind in objectief beoordelen
- Sommigen kennen de student goed — en zijn dus niet onafhankelijk
- Anderen zijn zelf lager opgeleid dan de student die ze beoordelen
- Of ze baseren hun oordeel op een gevoel, in plaats van op het instrument
Gevolg: beoordelingen zijn niet altijd objectief, consistent of uitlegbaar. De ene student krijgt (onbedoeld) een voordeel. De ander moet zich driedubbel bewijzen.
Niet vanwege verschil in niveau, maar vanwege verschil in context.
Waarom dit ertoe doet?
In de praktijk zie ik opleidingsteams die geen helder zicht hebben op wie de beoordeling uitvoert of hoe serieus die genomen wordt. Tot het misgaat. Tot studenten gaan vergelijken. Of tot de examencommissie vragen stelt die je lastig kunt beantwoorden.
En dat is niet gek: veel van deze risico’s ontstaan buiten het zicht van school.
Een praktijkexamen bepaalt of een student slaagt. Daar hangt een diploma aan. En daarmee: carrièrekansen, vervolgstudie, zelfvertrouwen. Dus als we daar niet honderd procent scherp op zijn, dan:
- Ondergraven we het vertrouwen in het mbo-diploma
- Raken we in de knel bij inspectie of accreditatie
- Doen we studenten tekort of geven we een diploma zonder dat het niveau echt is aangetoond
En dit risico ontstaat vaak ongemerkt. Juist omdat het examen zich buiten het zicht van school afspeelt.
Reflectievraag: Hoe weet jij wie jouw student beoordeelt? En in hoeverre past diegene bij het niveau en de opdracht van de beoordeling
Mogelijke keuzes voor opleidingsteams
Hoe ga je als opleiding of instelling met deze diversiteit om? Volledig gelijke omstandigheden creëren is onmogelijk. Er zijn geen snelle oplossingen, maar wel gerichte keuzes die kunnen helpen om de toetskwaliteit te borgen.
Hieronder een aantal opties:
- Een tweede beoordelaar inzetten tijdens de Proeve van Bekwaamheid
(al is dit lastiger bij langdurige examens) - Praktijkbeoordelaars scholen of certificeren
- Zicht houden op wie beoordeelt: Is deze persoon bekend bij de opleiding? Heeft hij/zij voldoende niveau en ervaring?
- Heldere instructie en voorlichting aan beoordelaars over het instrument
- Gebruikmaken van hulpmiddelen van bijvoorbeeld jouw examenleverancier om de locatie te screenen op geschiktheid
- Borgen van de tweede handtekening: fysiek aanwezig of meekijkend op afstand
Tot slot: tijd voor regie
De verschillen tussen praktijklocaties verdwijnen niet. En dat hoeft ook niet.
Maar die variatie vraagt om regie.
Om scherpe keuzes. En om goed zicht op de uitvoering.
Want: Niet alles hoeft gelijk te zijn, maar het moet wél gelijkwaardig, uitlegbaar en verdedigbaar zijn.
Welke keuzes maken jullie in je opleiding of instelling?
En hoe houden jullie grip op toetskwaliteit buiten de muren van school?
We denken graag met je mee.
Jasper van der Hoeven, Bureau Lente